Mijn Tour de France Femmes – deel II

Stage 4 Valkenburg - Liège (122,7 km – heuvelachtig)

De volgende ochtend word ik iets nerveuzer wakker dan de vorige dagen. Er wacht ons namelijk een kleine mix van de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Zelfs het weer lijkt plots op dat van het voorjaar. Er hangen grijze, donkere wolken boven ons hoofd die elk moment kunnen losbarsten. En dat doen ze ook van zodra de start wordt gegeven.  

Tijdens de neutralisatie worden we een eerste keer over de Cauberg gestuurd. Het is onvoorstelbaar om te zien hoeveel mensen er langs de kant van de weg staan. Maar eenmaal we op gang worden gevlagd, midden op de Geulhemmerberg, richt ik alle focus op het peloton dat meteen een paar versnellingen hoger schakelt. De eerste twee hellingen kom ik goed door, maar bij de tweede keer Geulhemmerberg moet ik al redelijk diep tasten om de aansluiting met het peloton niet te verliezen. En ook de tweede maal Bemelerberg gaat niet meer van harte.  

Opgelucht haal ik adem wanneer we het lokale ‘Amstel Gold race’ parcours verlaten en ik me opnieuw comfortabel in het peloton kan nestelen. De hemelsluizen staan nu volledig open. Mijn positionering loopt vandaag niet meer zo goed als de voorbije dagen. Ik bevind me meer in het achterste deel van het peloton en wanneer ik Thalita tegenkom laat ik haar weten dat ik niet echt een topdag heb. ‘Mijn lichaam heeft waarschijnlijk wat last van de val van gisteren en die regen helpt ook niet echt.’  

Dat we België voor het eerst binnenrijden, merk je meteen. De wegen voelen plots opvallend ruwer aan en de putten in het wegdek springen als paddenstoelen uit de grond. Het peloton gaat in een langgerekt lint de afdaling in richting de Mont-Theux, de eerste klim op Belgische bodem. Door de natte wegen ontstaan er breukjes in het lint en worden we al op achtervolgen aangezet nog voor de klim goed en wel begint. Vanbinnen vloek ik door mijn slechte positie, maar een gesloten spooroverweg laat het peloton weer snel samensmelten. ‘Ook dat nog.’ denk ik bij mezelf.  

Iedereen drumt en zoekt een weg naar de eerste startrij. Vanbinnen weet ik dat dit de doodsteek is voor mijn al niet zo bollende benen. Uit stilstand weer vertrekken in dit weer en meteen een klim opknallen is nefast. Van zodra de slagbomen opengaan, schiet iedereen als een razende gek terug in zijn klikkers. Mijn verwachte gevoel tekent meteen present maar ik blijf zo lang mogelijk aanklampen. Ik blijk niet de enige te zijn met dat gevoel en al snel vormt zich een mooie grupetto. Gewoon zo spaarzaam mogelijk binnen bollen is nu de boodschap. 

Nog nooit heb ik zo rustig La Redoute opgereden en dus geniet ik van alles rondom mij. Het slechte weer heeft de vele fans niet tegengehouden om te komen supporteren op de steile helling. Langs alle kanten hoor ik mijn naam en kijk ik nieuwsgierig naar de mensen die mij blijken te kennen. Het voelt zelfs een beetje gek aan om zoveel vooruit geschreeuwd te worden. Een buitenlandse renster die naast me rijdt vraagt of ik een fanclub heb staan. ‘Not that I know, it’s crazy!’ zeg ik haar al lachend. Wanneer ik zelfs mijn nieuwe bijnaam ‘Doortje’ een aantal keer hoor, kan mijn dag en lach niet meer stuk. 

Eenmaal aan de finish krijg ik het ijskoud. De regen weet van geen ophouden en dus haasten we ons naar het vlakbij gelegen hotel. Eenmaal in mijn kamer trek ik bibberend mijn doorweekte kleren uit en zet ik de verwarming volle bak in de badkamer. Het lijkt zo helemaal op een dagje in het voorjaar.

Stage 5 Bastogne - Amnéville (152,5 km – vlak)

Gelukkig is vandaag de zon terug van de partij. Het voelt speciaal aan om op eigen Belgische bodem de vijfde Tour-etappe te kunnen starten. De rit wordt als ‘vlak’ aanschouwt, maar het profiel voorziet toch wel enkele pittige hellingen en steile stukjes. De eerste volgt al na 14 km en bezorgt me meteen een vreselijk gevoel. Ik blijf harken om bij het peloton te blijven, maar wanneer ik ook ploeggenote Fauve zie afhaken, lopen mijn benen mee vol. Eerst panikeer ik nog niet echt en denk ik zo de aansluiting weer te kunnen maken. Maar na de GPM volgen nog enkele niet-gecategoriseerde steile puisten die mijn achtervolging moeilijker maken.  

‘Hoe kan dit nu?’ denk ik bij mezelf. Ik probeer het tempo erin te houden en terug te keren naar het peloton, maar de wagens rijden mij één voor één voorbij en ik lijk geen meter dichter te komen. Wanneer Fauve bij me komt aansluiten, schakel ik opnieuw een tandje hoger. Ik kijk achterom en zie geen Lotto Dstny shirt meer in mijn wiel. ‘Komaan godverdomme, mee!’ roep ik verontwaardigd naar haar. Dit kan en mag nog niet het einde zijn van ons Tour-verhaal. Maar van zodra de tweede reeks volgwagens achter ons komen aansluiten met daarachter de groene vlag weet ik even niet meer wat denken. 

We zijn het peloton sowieso kwijt voor vandaag en met nog zeker een goeie 120 kilometer te gaan lijkt deze dag uitzichtloos te zijn. ‘Zolang Fauve niet opgeeft, geef ik ook niet op.’ denk ik bij mezelf. We zeggen geen woord meer tegen elkaar. Fauve floept er wel nog eens ‘Hold the wheel dickhead!’ uit, maar ik negeer voor één keer haar goedbedoelde mop. Nog één achtervolgster komt bij ons aansluiten en even later rapen we ook de ex-rode bollentrui-draagster van de eerste drie dagen op. Ik blijf fietsen, maar in mijn hoofd gaat het alle kanten uit. Ik denk aan alles en aan niets tegelijk.  

De tweede volgwagen zit achter ons met daarin Kurt Van de Wouwer die ons aanmoedigt te blijven rijden. Hij berekent de tijd die we nog zouden mogen verliezen en voorlopig ziet dat er nog goed uit. Dankzij hem en de aanwezigheid van Fauve begin ik er opnieuw een beetje in te geloven. Maar de weg is nog lang en elke helling doet behoorlijk pijn. Ik probeer telkens een doel op te stellen. De ene keer is dat de volgende GPM, da andere keer het bereiken van de 100 km.  Bij het bereiken van de boog van 25 km vraag ik hoeveel tijd we nog hebben. Opgeven is nu totaal geen optie meer en ik voel opnieuw een dosis energie opkomen door de adrenaline die toeneemt. 

Wanneer ook de bogen van de 15, 10 en 5 kilometer gepasseerd zijn, lijken we zeker van ons stuk. We hebben nog een mooie tijd over en kunnen nu dus rustig binnen bollen. We laten onze compagnons gaan en rijden naast elkaar richting de streep. ‘Kom, we gaan doen alsof we nog een sprintje trekken.’ zegt Fauve. Ik aarzel even maar ik kan wel wat humor gebruiken en we gooien allebei ons wiel richting de dikke witte streep die veel te lang op zich liet wachten. ‘We made it!’ en we geven elkaar een knuffel. Wat een dag.  

Stage 6 Remiremont – Morteau (159,2 km – heuvelachtig)

Na de offday van gisteren ben ik gebrand op een goede etappe. Het wordt belangrijk om de eerste klim van 3,2 km te overleven die al na 11 kilometer volgt. Eenmaal die achter de rug is volgt er een relatief vlakker gedeelte vooraleer we weer gaan klimmen. De start wordt gegeven en ik maak er een hoofdzaak van om meteen goed op te schuiven zodat ik de klim vooraan kan aanvangen. De eerste kilometer gaat nog redelijk goed, maar dan begin ik stelselmatig plaatsen te verliezen tot ik uiteindelijk weer aan het staartje van het peloton kom te bengelen. ‘Wat is dit toch?’ word ik kwaad op mezelf. Ik blijf hard duwen op de pedalen maar opnieuw kom ik tussen de wagens te zitten. 

‘Niet nog eens!’ roept de alarmbel luid in mijn hoofd. Dit mag echt niet nog eens gebeuren. Door middel van de wagens probeer ik de voeling met het peloton niet volledig te verliezen. Ook Fauve komt opnieuw in de problemen te zitten. Eenmaal er eindelijk een iets vlakker stuk volgt proberen we elkaar opnieuw richting peloton te loodsen. Na een achtervolging van meer dan 20 kilometer tussen de wagens kunnen we eindelijk de aansluiting met het peloton maken. Een zucht van opluchting gaat door mijn lijf. Maar ik voel me allesbehalve goed. 

Bij elk licht hellend stuk voel ik mijn benen en begrijp ik niet hoe iedereen rondom mij zo makkelijk lijkt rond te fietsen. De ex-rode bollentrui draagster en mijn medekompaan van gisteren komt naar me toe en zegt: ‘Dit is beter dan gisteren hé!’ Maar ik kan haar goede gevoel niet bevestigen en antwoord aarzelend: ‘Not for me!’ Ik pomp mezelf moed in maar wanneer we opnieuw beginnen te klimmen naar de volgende GPM ontplof ik volledig. Ik kan niets meer. Mijn lichaam voelt leeg aan en ik duw met moeite nog 100 watt. Ik kan zelfs geen aanstalten meer maken om achter een volgwagen aan te springen en laat het konvooi langs mij wegglippen.  

Ik kijk naar mijn Garmin en zie 85 km staan. Dat wil dus zeggen dat ik nog 75 kilometer met een heleboel hoogtemeters moet gaan overwinnen. Voor mij rijdt niemand meer en ook achter mij lijkt niemand meer te zitten. Ik ben helemaal alleen. Enkel het busje met de groene vlag op komt naast me rijden om te vragen of ik iets nodig heb. Ik knik beleefd en probeer mijn tranen in bedwang te houden. Ik begrijp er niets meer van en kan nog steeds mijn ritme niet vinden. Ik schakel over op automatische piloot en begin voor me uit te staren. Minuten tikken weg en het parcours wordt er alleen maar moeilijker op. 

De toeschouwers langs de weg geven me geen kans om lang na te denken en bij de pakken te blijven zitten. Ze schreeuwen me elke meter vooruit alsof ik voor de overwinning aan het rijden ben. Zelfs wanneer ze helemaal niet meer langs de kant staan, komen ze opnieuw naar de weg gespurt om me aan te moedigen. Ik probeer elke schreeuw in me op te nemen en om te zetten naar kracht. Wanneer ik ook enkele bekende gezichten langs de weg zie, probeer ik mijn knop om te draaien en opnieuw een tand hoger te schakelen. Mijn Tour kan en mag hier nog niet gedaan zijn en ook al schreeuwt mijn lichaam het uit om te stoppen, ik negeer de pijn en ga door op adrenaline. 

Wanneer de tweede volgwagen met daarin Dirk Onghena me even opwacht om bidons aan te reiken vraag ik ongerust naar mijn achterstand. ‘Blijven rijden, alles is nog mogelijk.’ Maar ik merk dat het kantje boord zal worden en begin te rekenen. Bergop zoek ik een dragelijk tempo en op de vlakkere stukken en de stukken bergaf maak ik een strak tempo. Ik leg mijn finish op 15 km van de meet. Vanaf daar weet ik dat het enkel nog bergaf is. Maar de laatste klim is moordend en bevat enkele steile stukken. De supporters langs de kant schreeuwen me opnieuw vooruit en ik waan me even Pogacar. Maar dan wel zijn hele trage zusje. 

‘Je hebt nog ongeveer 15 minuten om binnen te komen.’ vertelt Dirk me die me de laatste 20 kilometer opnieuw vergezeld heeft, bij het bereiken van de top. Ik smijt me als een gek in de afdaling en rij de tijdrit van mijn leven. De kilometers lopen nu heel snel maar ik hoor in mijn oortje dat het echt om minuten zal gaan en ga nog een keer op mijn trappers staan. De laatste kilometer is terug oplopend, de finishboog zit verstopt in een flauwe bocht en dus zoek ik mijn allerlaatste krachten om die boog zo snel mogelijk te kunnen zien. Ik zoek de kortste weg langs de hekken en staar voor me uit. Plots zie ik een heleboel mensen mijn kortste weg richting finishlijn versperren en één ervan doet teken dat ik naar de rechterkant moet gaan. 

‘Wat doen die hier in godsnaam nog?’ en ik rij in een flits de groep fotografen en cameramannen voorbij. Alles gaat over in een waas. Ik zoek de eerste beste plaats in de schaduw op en strompel van mijn fiets de grond op. Wanneer ik mijn hoofd opnieuw hef, zie ik een bende mensen rondom mij. ‘Je hebt het gehaald, je hebt het gehaald!’ roepen mijn teamdokter en kiné trots. Maar ik snap niets van wat zonet gebeurd is en aan het gebeuren is rondom mij. ‘Ik ben kapot.’ en ik begin te wenen van vermoeidheid, teleurstelling en pijn. ‘Ik ben echt kapot.’ 

Stage 7 Champagnole – Le Grand-Bornand (166,4 km – bergrit)

Nog twee dagen, nog twee ritten. Maar nog nooit heeft een finish zo veraf geleken als deze ochtend. Ik sta op met een schrapende keel, vreselijke benen en een overdosis aan vermoeidheid. ‘Ik weet niet of ik het vandaag ga redden.’ vertel ik eerlijk aan ploegleidster Grace. Maar ik wil het sowieso proberen. Ik wil niet opgeven voor ik weet dat ik écht niet meer kan. Anders vergeef ik mezelf dat nooit. En dus trek ik vol goede moed naar het startpodium.  

De grote glimlach die ik de dagen voordien makkelijk tevoorschijn kon toveren, heeft nu moeite om niet in tranen uit te barsten. Ook tijdens het interview voor Sporza kan ik niet meer wegsteken dat ik op ben. Mentaal en fysiek. Maar ergens wil ik gewoon verder en dus bereid ik me net zoals elke andere rit perfect voor op alweer een lange rit met een stevige dosis hoogtemeters. 

De neutralisatie start al bergop en ik begeef me tussen een heleboel Belgen. ‘Amai ik voel mijn benen al.’ zegt Julie Van den Velde. Ik lach en antwoord ‘Ik ben blij dat je dat zegt!’ Ook de start wordt gegeven op een hellend stuk en het peloton trekt zich meteen op gang. Mijn lichaam trekt meteen aan alle alarmbellen. Het voelt alsof er gigantische blauwe plekken tussen de spieren van mijn bovenbenen zitten, een pijn die ondragelijk aanvoelt en ik nog nooit eerder gehad heb. Ik geef nog enkele trappen maar het peloton rijdt van me weg na nog geen kilometer en ik besef dat het over is. Grace komt naast me rijden en ziet ook meteen dat dit niet veel zin meer heeft. Ik laat me uitzakken tot aan de tweede volgwagen van Dirk en knik van nee. Het is gedaan. 

Dirk rijdt me voorbij en staat me enkele minuten later langs de kant van de weg op te wachten. In tranen stap ik van mijn fiets onder applaus van de omstaanders. ‘Courage!’ hoor ik verschillende keren, maar ik laat mijn hoofd zakken en stap richting de passagiersstoel van de wagen. ‘L’abandon du numéro 186, Mieke Docx du Lotto Dstny. Abandon of number 186, Mieke Docx of Lotto Dstny.’ klinkt het door de radio. Het klinkt zo officieel. Het is officieel. Ik heb bij deze de Tour verlaten. Even later laat ook Grace in de radiocommunicatie de andere rensters weten dat ik de wedstrijd heb verlaten. De tranen stromen over mijn wangen.  

We stoppen bij de eerste verzorger en ik stap over in het Volkswagenbusje van de ploeg. ‘Het ging echt niet meer.’ zeg ik teleurgesteld tegen Peter. ‘Ik ben echt op.’ We moeten ons haasten naar het volgende bevoorradingspunt, want de enige weg daarnaartoe is over slingerende wegen en bergen. Maar veel van die haast en bochten merk ik niet en al snel val ik als een blok in slaap. Mijn lichaam is op. 

Stage 8 - wat alpe d'heuz had moeten worden

Ik heb vannacht geen oog dichtgedaan. Niet vanwege de teleurstelling. Daar heeft mijn lichaam zelfs de energie niet meer voor. Nee, mijn keel gunde me geen minuut rust en ook de rest van mijn lichaam voelde verschrikkelijk aan. Ik sta dan ook op met een vreselijk gevoel. Voor het ontbijt besluit ik niet meer bij mijn ploegmaatjes aan tafel te schuiven. Ik verwittig onze dokter en zet me aan een tafeltje apart. ‘Ik voel me echt niet goed.’ laat ik haar weten. Eenmaal terug op mijn kamer probeer ik mijn koffers te organiseren voor vertrek. Maar bij elke minuut beweging ga ik terug op de grond zitten. Het lukt me gewoon niet.  

Dat er iets niet klopt, begint meer en meer door te dringen en dus vraag ik naar een covid-test. Ik wandel naar de bus waar onze dokter Mieke op me wacht. Na enkele jaren ben ik vergeten hoe ambetant zo’n testafname is. ‘Zo binnen 15 minuutjes laat ik je iets weten.’ Ik ga nog vlug even naar het toilet op de bus en werp dan al snel even een blik op de test die mijn stalen aan het verwerken is. Het is een test die ik nog niet eerder gezien heb en dus snap ik niet helemaal wat al de streepjes betekenen, maar toch lijk ik al even te schrikken van mijn waarneming. ‘Ik denk dat het prijs is.’ denk ik bij mezelf en ik rep me naar mijn kamer om mijn valiezen te pakken voor mijn kamergenote terug is. 

‘Het is positief Mieke.’ verschijnt er niet zo veel later op mijn telefoon. Er gaat een golf van blijdschap en teleurstelling door mijn lijf. Blijdschap omdat ik eindelijk een reden heb voor mijn veel te zware offdays en verschrikkelijke pijn in mijn benen, teleurstelling omdat net nu, net nú corona mij te pakken heeft.  

Met mondmasker op begeef ik me richting hotel op de top van Alpe D’huez. Ik had mij de beklimming van deze mythische klim wel helemaal anders voorgesteld. Uitgeput leg ik me neer op mijn bed. Vanuit mijn kamer kan ik net niet de finish zien, maar wel horen. Het doet dubbel zoveel pijn om alles van zo dichtbij maar toch zo ver weg mee te maken. Alles doet pijn, ik vind geen houding in bed die geen pijn doet. Mijn rug doet pijn, mijn benen, mijn keel, mijn hoofd, zelfs mijn tanden geven een zeurend gevoel. Maar vooral mijn hart is gebroken.  

Ik wil iedereen bedanken voor de lieve berichtjes en steunbetuigingen van afgelopen weken. Jullie hebben me doen inzien dat ik toch met trots naar mijn eerste Tourdeelname mag terugkijken. Wanneer ik dat uiteindelijk echt ga doen, weet ik nog niet. Maar één ding is zeker: je reviendrai!  

X Mieke


Fotocredits: Brecht Steenhouwer – VRT

Lees ook...